Portretrecht en Privacy voor Verdachten? Over Jos B.
Portretrecht is geen absoluut recht, maar ook verdachten hebben recht op een privéleven. De politie had een 100% DNA match in de zaak Nicky Verstappen en zocht een verdachte. Probleem: verdachte vermist. In het belang van de opsporing publiceerde de politie de volledige naam, het portret en meer informatie over de verdachte. Maar wat mogen en mochten jij en ik en de media met die naam en het portret?
Eerder vertelde ik aan Metro al over het recht op privacy en portretrecht van verdachten.
In het belang van de opsporing
De politie was op zoek. Een verdachte moest opgespoord worden. Het is net als het televisieprogramma Opsporing Verzocht of de lokale versie daarvan, waarbij bewakingsbeelden worden getoond om een verdachte op te sporen. Die zaken gaan soms net zo goed over moorden, maar zijn minder bekend. Dat er in het kader van de opsporing portretten worden getoond is dus geen uitzondering.
Het is alleen ook niet het eerste wat de politie doet én ze verwijderen de portretten weer zodra ze voor de opsporing niet meer nodig zijn. Ook politie en justitie moeten een belangenafweging maken. Zowel op het moment van publiceren, maar ook daarna of het gepubliceerd moet blijven.
In die belangenafweging wordt bovendien meegenomen dat wat op internet staat, daar voor altijd zal blijven staan en dat derden met een opsporingsbericht aan de haal kunnen gaan en kunnen manipuleren.
Er is zelfs een speciale aanwijzing voor. Daarin staat onder meer:
“[…] het uitgangspunt is dat de toegang vanuit het openbaar domein tot het tekst- en beeldmateriaal van het opsporingsbericht in beheer bij politie of openbaar ministerie wordt geblokkeerd zodra de noodzaak voor de inzet van het middel is komen te vervallen.”
Ik vind dat het Jos B had moeten zijn vanaf het begin, mensen die hem herkennen weten hoe hij heet, voor de rest is het niet belangrijk wat zijn achternaam precies is.
— Marcel Bootsman (@mbootsman) August 28, 2018
LawStories in je mailbox?
Inzet Media
Politie mag (sociale) media inzetten voor de opsporing.
De afspraken met de media zijn in de basis wel dat zij ook foto’s en namen weer aanpassen als het niet meer nodig is in het kader van de opsporing.
Media zijn echter ook geen marionetten van de politie.
Hoe mogen media portretten van verdachten gebruiken?
Media zijn ook een ‘public watchdog’. Ze mogen daarom ook zaken melden die beledigend, schokkend of die verontrustend zijn. Dat is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.
Dat recht is echter ook niet oneindig. Het is een grondrecht, maar moet ook rekening houden met andere grondrechten, zoals het recht op eer en goede naam en het recht op een privéleven.
Daarom moeten media, eigenlijk net zoals de politie dat moet, een belangenafweging maken.
Lees ook:
- Mocht de NOS de beelden van verdachte Tarik wel uitzenden?
- Portretrecht van verdachten: wat doen we met het zwarte balkje?
Vrijheid van Meningsuiting vs Privéleven
Als het gaat om het publiceren van een naam en portret van een verdachte, moet de vrijheid van meningsuiting van de media afgewogen worden tegen het recht op een privéleven van de verdachte.
Daarbij moet meegewogen worden dat verdachten ook een resocialisatiebelang hebben. Dat als ze weer vrij komen, weer aan een huis en een baan moeten kunnen komen.
Op het moment van opsporing is de opsporing al snel, tijdelijk, belangrijker dan het resocialisatiebelang. Zolang personen opgespoord zijn, maar wel nog verdachte zijn en nog niet veroordeeld zijn, weegt vaak het resocialistatiebelang zwaarder. Het kan immer nog zo zijn dat ze toch niet veroordeeld worden, omdat ze toch onschuldig blijken te zijn.
Zodra ze veroordeeld zijn kan het belang van de vrijheid van meningsuiting en het bespreken van zaken als deze weer belangrijker zijn dan het recht op het privéleven. Die balans zal weer wat wijzigen zodra een veroordeelde weer werkelijk zal gaan resocialiseren.
Lees ook:
- Waarom we voorzichtig moeten zijn met portretten van verdachten
- Uitzending Peter R. over huurmoord niet onrechtmatig
- Portretrecht: Wel een documentaire, geen krantenartikel
Heeft een naam van een verdachte afkorten wel zin?
Leuk, dat in het kader van de opsporing een naam helemaal genoemd wordt, maar waarom moet dat later dan weer afgekort worden?
In het kader van de vrijheid van meningsuiting mag er veel en mogen er ook namen van mensen genoemd worden. Het is echter goed gebruik dat namen niet volledig genoemd worden. Bovendien een journalistieke beroepsregel.
Ik snap dat Jos Brech nu Jos B. is en ben het er ook mee eens, maar ergens voelt het als een achterhaalde afspraak uit het pre-internet tijdperk.
— Elger van der Wel (@elger) August 27, 2018
Overigens: deze verklaring suggereert dat journalistieke berichtgeving alleen maar in dienst van de opsporing staat. Vrij beperkte beroepsopvatting. https://t.co/IYK5iZ6gi2
— hans laroes (@hanslaroes) August 26, 2018
Is die regel niet achterhaald in dit internettijdperk? Althans, in elk geval nadat de naam toch al volledig bekend is geweest. Je kunt een paar tweets verwijderen, Facebookberichten aanpassen en misschien zelfs online artikelen aanpassen, maar Google en het internet in het algemeen hebben een beter geheugen dan dat.
Ook Metro geeft een kijk op deze journalistieke regel. Zowel een korte geschiedenis als het toepassen van de regel in het internettijdperk.
Klinkt logisch, dat het niet zoveel zin heeft. Aan de andere kant moet je ook niet wrijven in een vlek. Bovendien bestaat er het recht om vergeten te worden. Op den duur zou en veroordeelde kunnen verlangen dat bepaalde zoekresultaten in Google niet meer naar boven komen. Als de artikelen met een verkortte achternaam gepubliceerd zouden worden en met onherkenbaar gemaakte portretten, dan ontstaat dat recht minder snel.
Lees daarover bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof Den Haag uit 2017 of de Google Spain/Costeja uitspraak van het Hof van Justitie EU.
Misschien kan het dus niet zoveel kwaad om die naam toch wat te anonimiseren.
Lees ook: