Merk en parodie: wanneer is een grapje toegestaan?
Het merkrecht geeft een merkhouder een exclusief recht om dat merk te gebruiken én om anderen tegen te houden hetzelfde of een vergelijkbaar ‘teken’ te gebruiken. Het merkenrecht kent geen uitzondering voor een parodie, maar er is wel de uitweg van de ‘geldige reden’. De vraag is dus wanneer een grap zo’n geldige reden kan zijn.
Waar beschermt het merkrecht tegen
Het merkrecht beschermt een aantal zaken:
- verwarringsgevaar, inclusief associatiegevaar
- ongerechtvaardigd voordeel trekken
- afbreuk doen aan het onderscheidend vermogen van het merk
- afbreuk doen aan de reputatie
Uiteraard mag je een bestaand merk niet gebruiken voor dezelfde soort producten en diensten, zonder toestemming van de merkhouder. Maar wat dus ook niet mag is het op een verwarrende manier gebruiken. Bijvoorbeeld hetzelfde merk, maar voor net iets andere producten of diensten, waardoor er alsnog verwarring kan ontstaan, of juist een net iets ander teken, maar dan wel voor dezelfde producten en diensten of andere producten of diensten, als daardoor verwarring ontstaat of mensen bijvoorbeeld denken dat het een gelieerd is aan het beschermde merk.
Hoe bekender het merk en hoe origineler het merk, hoe beter de bescherming is.
LawStories in je mailbox?
Bescherming in het economisch verkeer
De meeste bescherming is er tegen gebruik van het merk of een vergelijkbaar teken, in het economisch verkeer. Dus alleen wanneer je er ook geld aan verdient, om het kort door de bocht te zeggen.
Particulieren mogen dus meer dan commerciële partijen.
Voor het afbreuk doen aan de reputatie van een merk, is niet nodig dat dit in het economisch verkeer gebeurt. Dus ook in de kunst, wanneer er actie gevoerd wordt of wanneer een individu gewoon een grapje wil maken op een site of social media, kan dat een inbreuk zijn op een merkrecht.
Een grapje moet kunnen, toch?
Het auteursrecht kent een specifieke uitzondering voor de parodie. Het merkenrecht niet. De ‘geldige reden’ kan wel een parodie zijn, maar moet je dus nóg beter onderbouwen dan in het merkenrecht. Feitelijk komt het erop neer dat je de parodie als een vorm van vrijheid van meningsuiting inzet en dat af moet wegen tegen het merkrecht.
Is er geen sprake van verwarringsgevaar of associatiegevaar? Is er ook geen sprake van afbreuk van de reputatie, afbreuk van het onderscheidend vermogen of ongerechtvaardigd voordeel? Dan moet een grapje kunnen.
Is de parodie gebruikt voor eenzelfde soort product of dienst als het origineel, dan zou er naast afbreuk van de reputatie, ook nog eens verwarringsgevaar kunnen bestaan. De kans dat de parodie dan is toegestaan is klein.
Wordt de parodie gebruikt voor een heel ander soort product of dienst, waardoor het gevaar voor verwarring of associatie er niet is of heel klein is, dan is de kans groter dat de parodie wel mag.
Zorgt de parodie niet voor een afbreuk aan de reputatie en is er ook geen sprake van verwarringsgevaar? Dan is een parodie bijna altijd toegestaan.
Maar is er misschien geen sprake van verwarringsgevaar en wordt het wel gebruikt in het economisch verkeer, dan is de kans groter dat de parodie niet is toegestaan, wanneer het ook de reputatie van het merk afbreekt.
Dát de parodie niet altijd goed is voor de reputatie van een merk, maakt nog niet dat het niet is toegestaan. Soms weegt de vrijheid van meningsuiting zwaarder.
Puma vs Pudel
In Duitsland verloor kledingmerk Pudel van het bekende merk Puma.
Logisch wel, want zowel het logo en de naam lijken sterk, en ze verkopen beide kleding, waardoor het verwarringsgevaar groot is.
Daarnaast is Pudel misschien wel grappig, maar het is vooral commercieel gebruikt, waardoor de vrijheid van meningsuiting geen uitkomst bood.
Denk Vooruit campagne
De Nederlandse overheid had in 2006 een ‘Denk vooruit’ campagne om mensen aan te sporen na te denken en voor te bereiden op mogelijke rampen.
Greenpeace gebruikte hetzelfde logo en de woorden ‘denk vooruit’, voor een campagne om de overheid aan te zetten te zorgen voor o.a. schonere energie.
Dat werd een kort geding, gewonnen door Greenpeace: “Weliswaar wordt de Staat (althans zijn huidige beleid) door middel van deze actie kritisch door Greenpeace bejegend, met als blikvanger zijn eigen logo, maar deze reden moet in een democratische samenleving als een geldige reden – ook in merkenrechtelijke zin – worden aangemerkt.”
Try buy see of See buy fly?
See buy fly is een merk van Schiphol. Een brillenwinkelketen dacht hier leuk op in te haken met de tekst Try buy see, in een campagne en op tasjes.
Dat werd voorlopig in elk geval verboden door de rechtbank, omdat het inbreuk maakte.
Kent u Buckler nog?
Buckler was een merk van Heineken voor alcoholarm bier. Youp van ‘t Hek gebruikte het in een conference, waardoor mensen het niet meer wilden drinken.
Dat was alleen geen merkgebruik, maar ook reputatieschade mag niet zomaar.
Heineken heeft er geen rechtszaak van gemaakt, maar het gebruik in een conference is bij uitstek een voorbeeld van vrijheid van meningsuiting. Dat zou teveel beperkt worden als de reputatie van Buckler belangrijker zou zijn.
Bad Spaniëls naar SCOTUS
Mag je een hondenspeeltje Bad Spaniels noemen, no. 2 on your Tennessee carpet, 43% poo by vol en 100% smelly? Of is dat een inbreuk op het merkrecht van whiskeymerk Jack Daniel’s?
Zowel het logo als de tekst lijken op elkaar.
Jack Daniel’s is voor dezelfde klasse ingeschreven als waar hondenspeeltjes onder vallen. Het is alleen niet specifiek voor hondenspeeltjes ingeschreven, maar voor onder meer golfballen, darts, poker, bowling balls, sportartikelen en kerstornamenten.
Behalve dat Jack Daniel’s zelf een product heeft dat Red Dog heet, lijken ze zelf geen producten voor honden te verkopen.
Maar doordat ze wel het merk hebben ingeschreven voor de klasse waar ook hondenspeeltjes onder vallen en Jack Daniel’s een bekend merk is, kan er toch al sprake zijn van verwarring.
Door de poep-associatie die wel drie keer op dat speeltje wordt gemaakt, kan het ook zomaar reputatieschade opleveren.
Dat de labels zoveel op elkaar lijken, door de zwarte achtergrond, sierlijke omlijsting, zelfde opbouw en zelfde stijl letters, maakt de kans op een inbreuk alleen maar groter.
‘Haha, grappig’ is hier niet meer genoeg. De vraag is dus vooral of je met een hondenspeeltje een beroep kunt doen op de vrijheid van meningsuiting. Maar een groter doel dan het verkopen van het speeltje is er niet. Al zegt VIP products, het bedrijf achter de hondenspeeltjes, dat ze dit doen omdat merken zichzelf te serieus nemen.
In de Benelux en de EU zou dat niet genoeg zijn, als je het mij vraagt. Ook in de VS bleek het deze keer niet voldoende te zijn. Jack Daniel’s won bij het Supreme Court. Maar het loopt niet altijd goed af voor de merkhouder als het gaat op hondenspeeltjes die een parodie zijn.