‘Hoe kun je nou beweren dat deze Auteurswet mij als maker beschermt? Een groot bedrijf kan hier een heel legal team op zetten, terwijl ik alleen maar naar de rechtswinkel kan. Ik zou failliet gaan aan de bedragen die ik voor zou moeten schieten. Wat heb ik als maker aan deze wet?!’
Auteursrecht tot in de eeuwigheid
Het auteursrecht duurt in veel landen tot 70 jaar na de dood van de maker. De Piraten Partij wilde het ‘commerciele auteursrecht’ beperken tot 5 jaar na het ontstaan van het werk. Wanneer het auteursrecht commercieel zou zijn, weet dan weer niemand. De roep om het auteursrecht te beperken komt steeds vaker op. Bescherming tot 70 jaar na de dood van de maker vind zelfs ik wat ver gaan. Aan de andere kant leeft te vaak het idee dat het alleen de grote jongens zijn die door dit recht beschermd worden en wordt er naar mijn mening te vaak geroepen dat het auteursrecht in algemene zin beperkt moet worden. Niet alleen maar kijken naar duur, maar naar het doel.
Het beoogde doel van het auteursrecht
Het doel van het auteursrecht is tweeledig. Het moet de makers beschermen, zodat zij een inkomen kunnen halen uit wat ze maken. Hier gaat het dus juist om de individuele maker en kleine groepen van makers of kleine ondernemingen. Aan de andere kant is het doel juist om creativiteit en inventiviteit te bevorderen. Dat draagt bij aan de vooruitgang van de samenleving. Het een kan niet echt zonder het ander. Alleen als je nog voldoende kunt verdienen met wat je maakt, kun je iets blijven maken. Als een ander er meteen al, zonder wijzigingen aan te brengen, mee aan de haal zou mogen gaan, is er gewoon geen geld meer om iets nieuws te maken. De beste marketeer of verkoper is immers niet ook de beste bedenker, kunstenaar, innovator etcetera. Met het idee van marktwerking en het recht van de sterkste komen we er dus niet. De maker moet beschermd worden. Maar wat een maker bedenkt is ook niet altijd volledig nieuw en daar wringt dan weer de schoen.
Inspiratie, innovatie en van elkaar leren
Er bestaan hele kunststromingen die juist kunst maken door gebruik te maken van bestaande kunst. Anderen zien wat er bestaat en willen daar graag op voortborduren. Bijvoorbeeld om het te verbeteren. Soms wil een maker een deel van iemand anders gebruiken in zijn eigen werk, zonder dat het een citaat is, maar waarbij je eigenlijk niet om het gebruik heen kunt als je tot een bepaald resultaat wil komen. Zoals componisten wel eens heel korte stukjes muziek van een ander gebruiken. Of dit wel of niet zou moeten kunnen is naar mijn mening een morele vraag. Waarbij mij de belangrijkste vraag lijkt of het gebruik van dat werk van een ander, de exploitatie en/of reputatie van het oorspronkelijk werk in de weg staat. Zo niet, hoe erg is het dan eigenlijk om van elkaar te lenen? Zolang delen maar leid tot vermenigvuldiging en winst voor beide, in plaats van enkel winst voor de een verlies of stagnatie van de winst voor de ander.
Auteursrecht moet wel praktisch blijven
Natuurlijk moet het auteursrecht de maker beschermen, maar het moet ook praktisch blijven. Daarom hebben we bijvoorbeeld al de uitzondering voor het tekenen en fotograferen van werken die permanent in een openbare plaats te vinden zijn. Ook wel de panoramavrijheid genoemd. Voor particulieren hebben we de privékopie en thuiskopie. Er zijn uitzonderingen gemaakt voor het openbaar onderwijs. We mogen gratis citeren en grappenmakers mogen hun gang gaan met de parodie. Een architect lijkt alleen nog te veel een vetorecht te hebben op zijn ontwerpen. De invulling en functie van een gebouw kunnen in de loop der tijd veranderen. De gewenste voorzieningen en andere wensen kunnen veranderen. Daar zal een gebouw soms op aangepast of uitgebreid moeten worden. Dat kan nu soms tegengehouden worden door de architect. Dat is natuurlijk niet praktisch. Een regeling zoals met monumentale gebouwen komt al meer in de buurt van de redelijkheid, denk ik.
Recht hebben en recht krijgen
Recht hebben en recht krijgen zijn twee verschillende dingen. Dat is zo en zal ook altijd zo blijven. Al is het maar omdat niet altijd in een oogopslag duidelijk is wie een bepaald recht heeft. Is een werk bijvoorbeeld wel creatief genoeg om een auteursrechtelijk beschermd werk te zijn? Bij een een-op-een kopie is de inbreuk vaak wel duidelijk, maar wanneer de zogenaamde inbreuk weliswaar duidelijk geïnspireerd is op het oorspronkelijke werk, maar ook veel afwijkt, dan voelt het voor de maker misschien als een inbreuk, maar hoeft het dat juridisch niet te zijn.
Je moet eigenlijk altijd voor je eigen proceskosten opdraaien, maar juist in het IE-recht is het mogelijk om bij winst de wederpartij ook jouw proceskosten te laten betalen. Dat is juist zo geregeld omdat anders de kosten al snel de mogelijke schadevergoeding overstijgen en een procedure dan niet te betalen is. Een procedure zou dan alleen nog een principekwestie worden.
Moeten kleine makers méér beschermd worden?
‘Ik kan niet opboksen tegen de grote bedrijven met een legal team. Een procedure kan ik niet voorschieten. Dus deze wet beschermt mij niet.’ Dat zal helaas met alle wetten zo zijn. Je moet eerst uitvechten wie er gelijk heeft. Om eerlijk te zijn: als de inbreuk heel duidelijk is, dan geeft zo’n groot bedrijf liever ook geen geld uit aan een juridische procedure. Gewoon de schadevergoeding betalen is dan een stuk goedkoper.
Bovendien is er al geprobeerd om individuele makers beter te beschermen met het auteurscontractenrecht. Daardoor kun je een extra vergoeding krijgen als de exploitatie van een werk opeens veel beter verloopt dan gedacht of kun je juist een exclusieve licentie weer terugtrekken als blijkt dat er te weinig gedaan wordt om het werk te exploiteren, bijvoorbeeld.
Auteursrecht is een genuanceerd verhaal
Dat we wat aan het auteursrecht moeten doen is duidelijk. Makers vinden dat hun rechten te veel geschonden worden en zien niet meer hoe ze dit goed kunnen handhaven, terwijl veel internetgebruikers juist willen dat alles zo snel mogelijk in het publiek domein zou vallen. Er gaat ook wel wat veranderen. Daar is de Europese Commissie al mee bezig. We moeten er alleen wel voldoende genuanceerd over nadenken. Wat willen, met welk doel voor ogen en hoe gaan we dat bereiken. Willen we bijvoorbeeld commercieel en niet commercieel gebruik gaan onderscheiden, dan moeten we wel weten wanneer we gebruik commercieel vinden. Wat als commercieel en redactioneel te beschouwen valt, loopt juist in dit digitale tijdperk ook steeds meer door elkaar. Moeten we ook de individuele maker onderscheiden van de grote jongens die het geld binnenslepen? Bovendien zullen we niet alles juridisch op kunnen lossen. De markt zal, zowel aan de kant van de makers als aan de kant van de gebruikers, moeten gaan nadenken over nieuwe manieren om toestemming en vergoedingen makkelijker te maken bijvoorbeeld. Misschien iets minder vingertje wijzen en iets meer gaan samenwerken.